Inhoud

  • Lange Lozanastraat 142 B2
    2018 Antwerpen
  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 400
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Nieuw Wetboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht

Hoewel de nieuwe Boek 6 op het eerste zicht minder ingrijpend dan het nieuwe Boek 5 lijkt, dat voor een grondige hervorming van het verbintenissenrecht zorgde, zijn er weldegelijk enkele belangrijke nieuwigheden waarmee u best rekening houdt. De wijziging is dus ook van belang in contractuele relaties!

Na een lang en moeizaam parcours werd op 17 januari 2024 het nieuwe Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek betreffende het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht definitief aangenomen. De invoering van het nieuwe Boek 6 kadert in de volledige herwerking van het Burgerlijk Wetboek. De doelstelling van de wetgever is duidelijk: het moderniseren van het recht, het vergroten van de leesbaarheid en het opvullen van leemtes. Dit laatste punt verklaart meteen waarom Boek 6 maar liefst 51 wetsbepalingen bevat, terwijl er in het oude Burgerlijk Wetboek slechts 6 bepalingen werden opgenomen over het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht.

Wat is er nieuw?
In de eerste plaats zijn er een aantal kleine wijzigingen. Zo voert Boek 6 een foutloze aansprakelijkheid in voor ouders van kinderen jonger dan 16 jaar, kan een rechter voortaan ook preventieve maatregelen nemen om bijkomende schade door de herhaling of verderzetting van een fout te voorkomen en wordt het artikel dat de aansprakelijkheid regelt voor de eigenaar van een ingestort gebouw afgeschaft. Vanzelfsprekend verandert ook de nummering van de wetsartikelen, waardoor bijvoorbeeld het oude artikel 1382 BW – alom bekend bij iedere persoon met een juridische achtergrond – vervangen wordt door art. 6.5 BW.

Met voorsprong de opvallendste nieuwigheden uit Boek 6 zijn echter de afschaffing van het samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele vorderingen en de daarbij aansluitende quasi-immuniteit van hulppersonen. Gelet op de potentieel grote gevolgen voor de praktijk, wordt in deze blogpost verder ingezoomd op de afschaffing van de quasi-immuniteit van hulppersonen.

Quasi-immuniteit van hulppersonen


1. Oude recht
Hulppersonen zijn natuurlijke of rechtspersonen die door de (hoofd)schuldenaar van een contractuele verbintenis tussen hem en een hoofdschuldeiser belast worden met de (gedeeltelijke) uitvoering van deze verbintenis. Het kan onder andere gaan om werknemers, onderaannemers of bestuurders. De hoofdschuldeiser in deze relatie kan geen contractuele vordering instellen tegen de hulppersoon in geval van een tekortkoming, aangezien de hulppersoon geen partij is bij de hoofovereenkomst tussen de hoofdschuldeiser en de hoofdschuldenaar. Op basis van de heersende rechtspraak wordt ook een buitencontractuele vordering tegen de hulppersoon niet mogelijk geacht. Enkel indien de fout van de hulppersoon ook een misdrijf uitmaakt, zou deze vordering kans op slagen maken. Vandaar de uitdrukking ‘quasi-immuniteit van de hulppersoon’. De hoofdschuldeiser zal in veel gevallen geen andere optie hebben dan om zich te wenden tot de hoofdschuldenaar.

 2. Nieuwe recht
Onder het nieuwe recht (art. 6.3 BW) zou het voortaan echter wel mogelijk zijn voor een hoofdschuldeiser om de hulppersoon aan te spreken op basis van een buitencontractuele vordering. Als uitgangspunt kan de hulppersoon wel de verweermiddelen inroepen die door de hoofdschuldenaar zouden kunnen worden ingeroepen moest deze contractueel worden aangesproken door de hoofdschuldeiser. In welke mate de hulppersoon tegen de hoofdschuldeiser ook de verweermiddelen kan inroepen die hij zou kunnen inroepen indien hij contractueel zou worden aangesproken door de hoofdschuldenaar, is op dit moment nog onduidelijk.

De situatie is veel eenvoudiger wanneer de hoofdschuldeiser en de hoofdschuldenaar in hun hoofdovereenkomst afspreken dat er geen buitencontractuele vordering zal kunnen worden ingesteld tegen eventuele hulppersonen. De hulppersoon is geen partij bij deze overeenkomst, maar hij zou wel kunnen proberen om in zijn eigen overeenkomst met de hoofdschuldenaar een beding te laten opnemen dat de hoofdschuldenaar verplicht tot het afsluiten van een dergelijk beding met de hoofdschuldeiser. Als alternatief zou de hulppersoon kunnen bedingen dat hij gevrijwaard wordt door de hoofdschuldenaar indien hij buitencontractueel wordt aangesproken door de hoofdschuldeiser.

Inwerkingtreding
Het nieuwe Boek 6 zal vermoedelijk in januari 2025 in werking treden (afhankelijk van de publicatie). Het nieuwe recht is vervolgens van toepassing op alle feiten die zich voordoen na de inwerkingtreding.

Dit laatste is bijzonder problematisch, aangezien het betekent dat ook overeenkomsten die werden gesloten vóór de invoering van Boek 6 geraakt kunnen worden door de nieuwe regels, aangezien enkel het moment waarop het schadeverwekkende feit zich voordoet relevant is. Contractspartijen lopen met andere woorden het risico geconfronteerd te worden met nieuwe regels, en dan met name de afschaffing van de quasi-immuniteit van de hulppersoon, zonder dat men ooit de mogelijkheid had om hier bij het sluiten van de overeenkomst rekening mee te houden. Vooral voor de hoofdschuldenaar en de hulppersoon is dit vervelend, nu zij plots veel kwetsbaarder zijn geworden. Voor de hoofdschuldeiser is het dan weer positief nieuws, hij zal onverwachts over een extra vorderingsmogelijkheid kunnen beschikken. Uiteraard staat het partijen vrij om naar aanleiding van deze nieuwe ontwikkelingen hun bestaande contracten te heronderhandelen.

Heeft u nog vragen over wat de invoering van Boek 6 voor u betekent? Contacteer gerust Halsten BE.legal voor een advies op maat.

halsten divider copy 6